Wanneer moet een onderneming een interne preventiedienst oprichten?

De interne dienst voor preventie en bescherming op het werk staat de werkgever bij inzake welzijn op het werk. De oprichting van zo'n interne preventiedienst met één of meerdere preventieadviseurs is verplicht voor elke onderneming. In kleine ondernemingen met minder dan 20 werknemers mag de werkgever zelf de functie van preventieadviseur opnemen.
 

Waarvoor is een interne preventiedienst nodig?

Voor de ondersteuning en de uitbouw van het preventiebeleid wordt de werkgever bijgestaan door een dienst voor preventie en bescherming op het werk bestaande uit preventieadviseurs. De preventieadviseurs kunnen op twee niveaus actief zijn nl. in de onderneming (eerste lijn), in een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk of extern (tweede lijn) in een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.
 

Is de oprichting van een interne preventiedienst verplicht?

Volgens de wet welzijn op het werk moet elke werkgever een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk oprichten met één of meerdere preventieadviseurs. Het is dus niet mogelijk om alle taken door te schuiven naar de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. In kleine ondernemingen met minder dan 20 werknemers mag de werkgever zelf de functie van preventieadviseur opnemen en op die manier voldoen aan de verplichting om een interne dienst op te richten. 
 

En wat met een bedrijf met meerdere vestigingen?

In een onderneming is er één interne dienst voor preventie en bescherming op het werk maar als er meerdere vestigingen zijn, dan kan de interne dienst meerdere afdelingen tellen. Grotere ondernemingen of organisaties die verschillende technische bedrijfseenheden (vestigingen) hebben waar bovendien een comité voor preventie en bescherming op het werk is opgericht, moeten in elk van deze vestigingen een afdeling van de interne preventiedienst inrichten. In kleinere vestigingen waar er geen comité is, is het niet nodig om een afdeling van de interne preventiedienst op te zetten en kunnen de opdrachten vervuld worden vanuit de centrale interne preventiedienst. 
 

Hoe is de interne preventiedienst samengesteld?

De interne preventiedienst bestaat ten minste uit één preventieadviseur, het hoofd van de dienst. Daarnaast kan de werkgever er voor kiezen om nog bijkomende preventieadviseurs aan te stellen en ook administratief personeel toe te voegen. Hoeveel mensen en middelen er nodig zijn, bepaalt de werkgever in functie van de activiteiten en de opdrachten. Hij moet hiervoor wel het advies vragen aan het comité voor preventie en bescherming op het werk. 
 

Wie kan aangeduid worden als preventieadviseur?

Elke preventieadviseur moet over de nodige kennis en competenties beschikken om deze functie naar behoren uit te voeren. In de wetgeving zijn bovendien opleidingsgvereisten vastgelegd voor preventieadviseurs. Deze eisen verschillen naar gelang de grootte en het risiconiveau van een onderneming. Hiertoe zijn bedrijven ingedeeld in vier groepen (A, B, C of D). 
 

ondernemingen

omschrijving

opleidingseisen voor het hoofd van de interne preventiedienst

Groep A

  • meer dan 1000 werknemers; of 
  • zeer hoge risicograad.

preventieadviseur niveau I en twee jaar preventie-ervaring

Groep B

  • 200 - 1000 werknemers; 
    of 
  • hoge risicograad.

preventieadviseur niveau II

Groep C

  • minder dan 200 werknemers;
    en
  • niet behorend tot groep A of B door verhoogde risico's in het bedrijf.

basiskennis

Groep D

  • minder dan 20 werknemers;
    en
  • niet behorend tot groep A of B door verhoogde risico's in het bedrijf;
    en
  • werkgever vervult zelf de functie van preventieadviseur .

basiskennis

Wat zijn de opdrachten van de preventiedienst?

De interne en externe diensten voor preventie en bescherming op het werk hebben als algemene opdracht het bijstaan van de werkgever, de hiërarchische lijn en de werknemers bij het preventiebeleid. De opdrachten en taken van de preventiedienst zijn gedetailleerd opgenomen in de wetgeving (Codex welzijn op het werk, art. II.1-3 - 6). Het gaat om opdrachten zoals 

  • meewerken en ondersteunen van de risicoanalyse;
  • arbeidsongevallen en incidenten onderzoeken;
  • voorstellen doen over onthaal van en informatie voor de werknemers; 
  • tussenkomen in de aankoopprocedure van arbeidsmiddelen, collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen en beschermingsmiddelen tegen brand;
  • jaarlijks de werkplekken bezoeken.
     

Hoe gebeurt de verdeling van de opdrachten tussen de interne en externe dienst?

De interne dienst hoeft de opdrachten niet allemaal zelf voor zijn rekening te nemen. Ook de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk kan tussenkomen en een deel van het werk op zich nemen.  Maar, taken die bedrijfsspecifieke kennis vragen, moeten altijd verplicht intern uitgevoerd worden, zeker in de grotere bedrijven. Kleine bedrijven waar doorgaans minder deskundigheid is, mogen meer beroep doen op externe deskundigheid. Zo zal het onderzoek na een ernstig arbeidsongeval in een groot bedrijf door de interne preventiedienst gevoerd worden terwijl dit in een klein bedrijf door de externe dienst wordt gedaan. De interne dienst is wel steeds belast met de samenwerking met de externe dienst en met de coördinatie van de activiteiten. De opdrachten en taken die extern worden uitbesteed, kunnen maar aan één externe dienst worden toevertrouwd. Met deze dienst wordt een samenwerkingsovereenkomst opgesteld.
 

Hoe wordt de samenwerking tussen de interne en externe dienst geregeld?

Welke taken en opdrachten intern worden opgenomen en welke er uitbesteed worden aan de externe dienst hangt af van de deskundigheid die al dan niet aanwezig is in de interne dienst. Zo moet de interne dienst beschikken over vaardigheden inzake arbeidsveiligheid, arbeidsgeneeskunde, ergonomie, bedrijfshygiëne en psychosociale belasting op het werk. De beschrijving van de vaardigheden waarover de interne dienst beschikt, moet de werkgever verplicht optekenen in een identificatiedocument. Het identificatiedocument moet ter beschikking zijn van de inspectie en wordt ook toegevoegd aan de samenwerkingsovereenkomst met de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.
 

Is het de interne of externe dienst die instaat voor het gezondheidstoezicht?

Het uitvoeren van de taken op het vlak van het gezondheidstoezicht (medische onderzoeken) is een specifieke opdracht van de interne of externe preventiedienst. De werkgever kan er voor kiezen om dit ofwel intern te organiseren of dit toe te vertrouwen aan de externe dienst. Als dit intern wordt gedaan, dan moet er een departement voor gezondheidstoezicht onder de leiding van een arbeidsarts opgericht worden binnen de interne dienst.